Pulse en una miniatura para ir a Google Books.
Cargando... Illusies voor gevorderden, of Waarom waarheid altijd beter ispor Maarten Boudry
Ninguno Cargando...
Inscríbete en LibraryThing para averiguar si este libro te gustará. Actualmente no hay Conversaciones sobre este libro. sin reseñas | añadir una reseña
Kunnen we zonder illusies? Niemand wil in een totale waanwereld leven, maar de waarheid kan ook kwetsen en verontrusten. Mag je haar niet af en toe wat geweld aandoen? Maarten Boudry vraagt zich af of er nuttige illusies bestaan, uitgekiende en doordachte wanen, heilzaam voor lichaam en geest. Wat is er mis met een placebopil, als je er beter van wordt? Of met geloof in het hiernamaals, als dat je gelukkig maakt? Kan ook zelfoverschatting nuttig zijn? Presteer je niet beter op je werk en op het speelveld als je gelooft dat je zult winnen? Maarten Boudry vertelt in Illusies voor gevorderden op meeslepende wijze hoe wetenschap veel van onze illusies over onszelf en de wereld heeft ontnomen. Kunnen we al die kennis wel aan? Mogen we onszelf en elkaar heilzame leugens aanpraten? Of zijn ook gevorderde illusies gevaarlijk? De waarheid vindt in Maarten Boudry een vurig en eloquent pleitbezorger. In een wereld van religieus fundamentalisme en financiële luchtbellen verwoordt hij de vragen die we ons vandaag moeten stellen. No se han encontrado descripciones de biblioteca. |
Debates activosNingunoCubiertas populares
Google Books — Cargando... ValoraciónPromedio:
¿Eres tú?Conviértete en un Autor de LibraryThing. |
Tot zo ver niks aan de hand denk je. Wie kan er nu tegen waarheid zijn? Het is zoals wereldvrede, daar ben je toch ook niet tegen. Boudry is uiteraard niet de eerste de beste, en wil – bij wijze van te toetsen hypothese – wel aannemen dat er misschien nuttige, positieve illusies bestaan. Vandaar dat dit boek maar liefst 300 bladzijden beslaat, want de auteur verkent systematisch onze denkbeelden en hun al of niet positief effect. Dat voert hem langs zeer diverse wegen, maar laat ons zeggen dat vooral religies het moeten ontgelden: na uitgebreide studie blijken zij de waarheidstoets niet te doorstaan (al lijkt hij dat eerder aan te nemen dan te bewijzen) en bovenal, blijken ze bijzonder gevaarlijk te zijn, net als zo goed als alle andere illusies. In een epiloog blijkt er volgens Boudry alleen heil te liggen in de wetenschap, “de sociale onderneming waarin breinen samenwerken om met vallen en opstaan tot de waarheid door te dringen”. Ik doe hier Boudry wat onrecht aan, ik weet het, want een boek van 300 bladzijden samenvatten in één paragraaf is niet eerlijk. Maar ik denk dat de teneur duidelijk is.
De lectuur van dit boek heeft me echter niet zoveel bijgebracht. Dat komt wellicht omdat ik eerder al Richard Dawkins en Daniel C. Dennett las, en die twee worden uitgebreid geciteerd en aangehaald bij Boudry. Zoals al uit het voorgaande duidelijk was, combineert Boudry de waarheidsobsessie van Dawkins met de utilariteitsvraag (cui bono?) van Dennett. Darwinisme boven dus bij Boudry, en dat is zijn goed recht: de evolutietheorie is terecht één van de hoogtepunten van de westerse moderne wetenschap en de inzichten die hij bijbrengt zijn nog altijd niet uitgeput. En toch raakte dit boek en de vele stellingen die erin worden besproken mij hoegenaamd niet, integendeel, ik merkte dat ik me geregeld ergerde.
Dat komt vooral door het reductionisme waarvan dit boek doordrongen is. Om te beginnen is er dat vertrekpunt: illusies zijn wat niet strookt met de werkelijkheid, en waarheid gaat boven alles; je merkt meteen dat Boudry daarmee de conceptuele categorieën ‘werkelijkheid’ en ‘waarheid’ toch wel heel absolutistisch invult; voor hem kan iets alleen maar waar of onwaar zijn, omdat de werkelijkheid blijkbaar heel eenduidig is. En daar zit hem de crux: uiteraard zijn werkelijkheid en waarheid net geen eenduidige begrippen, anders zou de mensheid allang de opperste staat van kennis en wijsheid bereikt hebben. En net omdat die waarheid en werkelijkheid zo complex en grillig zijn, is er niet zomaar een scheidslijn te trekken tussen waar/onwaar/werkelijk/onwerkelijk, en is Boudry’s stelling dat illusies doorprikt worden bij het minste bewijs of aanwijzing van een onwaarheid, gewoon niet correct.
De auteur heeft ook een nogal beperkende kijk op de fenomenen die hij onder de loep neemt: religies bijvoorbeeld worden, nogal in de lijn van Dawkins en Dennett, bijna helemaal beperkt tot ‘heilige teksten’ en die worden even letterlijk gelezen als de fundamentalisten. Daarmee wordt het veel bredere veld dat de meeste religies bestrijken (zoals zingeving, ritueel handelen, gemeenschapsvorming, ethische inspiratie…) nagenoeg genegeerd ten voordele van een eerder cerebrale benadering.
En dan is er dus nuttigheidsvraag waar Boudry zo sterk op focust. Uiteraard is die relevant en nuttig (haha), maar die vraag bestrijkt maar een beperkt aspect van de werkelijkheid van denkbeelden: is die nuttigheidsvraag wel voldoende om ons alles te leren over conceptuele categorieën als ‘liefde’, ‘goedheid’, ‘zinvolheid’, enz.? Riskeren we daarmee niet belangrijke aspecten van die categorieën over het hoofd te zien?
Ik volg Boudry in zijn poging om voorname categorieën van ons menselijk bestaan kritisch te toetsen. Maar door dat op een heel reductionistische manier te doen, schiet hij zijn doel voorbij. Het is uiteraard niet allemaal onzin wat er in dit boek staat, integendeel, maar ik had er geen boodschap aan. ( )