PortadaGruposCharlasMásPanorama actual
Buscar en el sitio
Este sitio utiliza cookies para ofrecer nuestros servicios, mejorar el rendimiento, análisis y (si no estás registrado) publicidad. Al usar LibraryThing reconoces que has leído y comprendido nuestros términos de servicio y política de privacidad. El uso del sitio y de los servicios está sujeto a estas políticas y términos.

Resultados de Google Books

Pulse en una miniatura para ir a Google Books.

Cargando...

De krant uit Santa Fe

por Frank Liedel

Series: Novellenbiblioteek (73)

MiembrosReseñasPopularidadValoración promediaConversaciones
215,267,623 (4)Ninguno
Añadido recientemente porLambik, Bjorn_Roose
Ninguno
Cargando...

Inscríbete en LibraryThing para averiguar si este libro te gustará.

Actualmente no hay Conversaciones sobre este libro.

Het is me wel al eens vaker overkomen, maar toch niet zo héél dikwijls: een boek bespreken van een auteur die zelfs zó onbekend is dat er geen lemma over bestaat op Wikipedia. Niet dat wél een lemma ‘hebben’ op die online ‘encyclopedie’ garant zou staan voor kwaliteit, maar dat de man van 1950 tot 2002 verhalen en romans schreef, zo’n vijfentwintig in totaal, en desondanks voor Wikipedia een onbekende bleef, zou ook kunnen liggen aan de omschrijving die Schrijversgewijs https://schrijversgewijs.be/schrijvers/liedel-frank/ van hem meegeeft: “Een typische ‘einzelgänger’ in de Vlaamse literatuur.” Einzelgängers hebben immers geen vrienden of bewonderaars die zich bezighouden met hun promotie, al dan niet post mortem, op het internet.

En nochtans schreef Frank Liedel, pseudoniem voor Leo Lode Frans Van Assche, verre van slecht. Als ik ter zake ten minste mag afgaan op voorliggend De krant uit Santa Fé. Lezing van Om de linkerhand van St.-Antonius van Padua, Kwadratuur, Dover of De late zaligheid van Mon De Cocker – óók allemaal in mijn bibliotheek – zouden mijn idee daarover kunnen veranderen, maar De krant uit Santa Fé is een van die zeldzame kortverhalen (het is amper zeventig bladzijden lang) die na lezing niét uit mijn collectie zullen verdwijnen en het is dus inderdaad mogelijk dat hij, om het weerom met Schrijversgewijs te zeggen, “talrijke uitstekende kortverhalen” heeft geschreven.

Al is het maar omdat je je als lezer afvraagt hoe de auteur aan zo’n scherpe kijk op de ziel van Zuid-Amerika gekomen is, een kijk die je de indruk geeft dat hij vele jaren op het continent rondgedwaald heeft, terwijl hij dat voor zover ik weet absoluut niet deed. Eer, armoede, familie, sterke maar desalniettemin kwetsbare vrouwen, sterke maar desalniettemin geen gevoelloze mannen… ingrediënten die u of ik misschien óók in een Zuid-Amerikaans verhaal zouden steken, maar waarvan het mengen enige deskundigheid vereist, wil men niet in karikaturen vervallen. Iets wat Liedel zeer trefzeker weet te vermijden: “Uta had een onregelmatig gezicht. Het werd bij een eerste kennismaking gered door haar ogen, die groot waren, héél donker van iris, soms overspeeld als met een sliertje wazige rook. Het was een gezicht waaraan je moest wennen, waarvan de trekken zich dadelijk inprentten, maar dat raadselachtig niet onmiddellijk een indruk van zijn bijzondere schoonheid opriep. Miguel zou het veel later eens uitdrukken: ‘Zij verblijdt geen marktplein, zij verblijdt een man op een paard.’ Voor Juan bleef dat een duistere zin. (…) Juan leefde in een streek waar de mannen geen woorden kenden om een vrouw teder toe te spreken. Hun liefde kende greep en gebaar, geen liefkozing. Als zij hun vrouw namen, verbonden zij zich hijgend met de aarde. Veel van hun woorden tot een vrouw gesproken drukten ‘ik wil’ uit en ‘jij moet’. Maar op die avond, met de lamp neergezet op de vloer en zijn ogen dicht bij het wonder van haar jong lichaam, verried Juan de mannen van zijn volk. Hij knielde bij haar neer, vatte haar billen in zijn gelooide werkhanden en drukte zijn wang tegen het schildje van haar buik. Later, in het donker van hun kamer, ademend in haar adem, sprak hij tweemaal de haast ondenkbare woorden uit: ‘Ik kan je niet missen.’”

Om er dan een paar bladzijden later tóch op uit te trekken om een uitdaging te gaan richten aan de mannen van het dorp die met hem lachen omdat zijn vrouw een kind heeft gekregen dat niet van hem is, een kind van de man die hem voorafging. Om géén concurrentie te ondervinden ook van zijn meesterknecht, die gek is op dezelfde vrouw, maar zijn baas nooit onder zijn duiven zal schieten, ook niet als hij hem later gaat haten: “Was zij een geliefde voor zijn patrón, zij was een godin voor Miguel. Die twee gevoelens konden naast elkaar bestaan en uitdrukking vinden. De ene maakte van zijn hart een huis, de andere een heiligdom.” En om wél concurrentie te ondervinden van een ‘gringo’, een professor, die hij desalniettemin met rust laat, al is zijn jaloezie voldoende om ook z’n vrouw een tijd… met rust te laten.

Enfin, ik ga u niet het hele verhaal vertellen – geen angst, ik ben intussen niet eens in de buurt gekomen van de clou -, maar Liedel schrijft ook gewoon móói. Schrijversgewijs heeft het over “zijn sobere taal”, maar voor een uitdrukking als “tussen een glas genoeg en een glas teveel” buig ik toch deemoedig het hoofd, net zoals voor “Als landschap is een vrouw zo klein, vriend Miguel, maar als man kan je er jaren in verloren lopen.”, of “De kinderen worden vlug rijp. De jongens laten de bal los en krijgen een geweer. In hun ontwikkeling slaan ze een jongen over.” Meng dat met verwijzingen naar de taal die in de streek gesproken wordt, of de taal waarvan de verteller zegt dat ze in de streek gesproken wordt – genre “(…) de mensen hier zeggen: verdriet is een schoen met een dunne zool.” - en het wordt alleen nog maar mooier.

Björn RooseHet is me wel al eens vaker overkomen, maar toch niet zo héél dikwijls: een boek bespreken van een auteur die zelfs zó onbekend is dat er geen lemma over bestaat op Wikipedia. Niet dat wél een lemma ‘hebben’ op die online ‘encyclopedie’ garant zou staan voor kwaliteit, maar dat de man van 1950 tot 2002 verhalen en romans schreef, zo’n vijfentwintig in totaal, en desondanks voor Wikipedia een onbekende bleef, zou ook kunnen liggen aan de omschrijving die Schrijversgewijs https://schrijversgewijs.be/schrijvers/liedel-frank/ van hem meegeeft: “Een typische ‘einzelgänger’ in de Vlaamse literatuur.” Einzelgängers hebben immers geen vrienden of bewonderaars die zich bezighouden met hun promotie, al dan niet post mortem, op het internet.

En nochtans schreef Frank Liedel, pseudoniem voor Leo Lode Frans Van Assche, verre van slecht. Als ik ter zake ten minste mag afgaan op voorliggend De krant uit Santa Fé. Lezing van Om de linkerhand van St.-Antonius van Padua, Kwadratuur, Dover of De late zaligheid van Mon De Cocker – óók allemaal in mijn bibliotheek – zouden mijn idee daarover kunnen veranderen, maar De krant uit Santa Fé is een van die zeldzame kortverhalen (het is amper zeventig bladzijden lang) die na lezing niét uit mijn collectie zullen verdwijnen en het is dus inderdaad mogelijk dat hij, om het weerom met Schrijversgewijs te zeggen, “talrijke uitstekende kortverhalen” heeft geschreven.

Al is het maar omdat je je als lezer afvraagt hoe de auteur aan zo’n scherpe kijk op de ziel van Zuid-Amerika gekomen is, een kijk die je de indruk geeft dat hij vele jaren op het continent rondgedwaald heeft, terwijl hij dat voor zover ik weet absoluut niet deed. Eer, armoede, familie, sterke maar desalniettemin kwetsbare vrouwen, sterke maar desalniettemin geen gevoelloze mannen… ingrediënten die u of ik misschien óók in een Zuid-Amerikaans verhaal zouden steken, maar waarvan het mengen enige deskundigheid vereist, wil men niet in karikaturen vervallen. Iets wat Liedel zeer trefzeker weet te vermijden: “Uta had een onregelmatig gezicht. Het werd bij een eerste kennismaking gered door haar ogen, die groot waren, héél donker van iris, soms overspeeld als met een sliertje wazige rook. Het was een gezicht waaraan je moest wennen, waarvan de trekken zich dadelijk inprentten, maar dat raadselachtig niet onmiddellijk een indruk van zijn bijzondere schoonheid opriep. Miguel zou het veel later eens uitdrukken: ‘Zij verblijdt geen marktplein, zij verblijdt een man op een paard.’ Voor Juan bleef dat een duistere zin. (…) Juan leefde in een streek waar de mannen geen woorden kenden om een vrouw teder toe te spreken. Hun liefde kende greep en gebaar, geen liefkozing. Als zij hun vrouw namen, verbonden zij zich hijgend met de aarde. Veel van hun woorden tot een vrouw gesproken drukten ‘ik wil’ uit en ‘jij moet’. Maar op die avond, met de lamp neergezet op de vloer en zijn ogen dicht bij het wonder van haar jong lichaam, verried Juan de mannen van zijn volk. Hij knielde bij haar neer, vatte haar billen in zijn gelooide werkhanden en drukte zijn wang tegen het schildje van haar buik. Later, in het donker van hun kamer, ademend in haar adem, sprak hij tweemaal de haast ondenkbare woorden uit: ‘Ik kan je niet missen.’”

Om er dan een paar bladzijden later tóch op uit te trekken om een uitdaging te gaan richten aan de mannen van het dorp die met hem lachen omdat zijn vrouw een kind heeft gekregen dat niet van hem is, een kind van de man die hem voorafging. Om géén concurrentie te ondervinden ook van zijn meesterknecht, die gek is op dezelfde vrouw, maar zijn baas nooit onder zijn duiven zal schieten, ook niet als hij hem later gaat haten: “Was zij een geliefde voor zijn patrón, zij was een godin voor Miguel. Die twee gevoelens konden naast elkaar bestaan en uitdrukking vinden. De ene maakte van zijn hart een huis, de andere een heiligdom.” En om wél concurrentie te ondervinden van een ‘gringo’, een professor, die hij desalniettemin met rust laat, al is zijn jaloezie voldoende om ook z’n vrouw een tijd… met rust te laten.

Enfin, ik ga u niet het hele verhaal vertellen – geen angst, ik ben intussen niet eens in de buurt gekomen van de clou -, maar Liedel schrijft ook gewoon móói. Schrijversgewijs heeft het over “zijn sobere taal”, maar voor een uitdrukking als “tussen een glas genoeg en een glas teveel” buig ik toch deemoedig het hoofd, net zoals voor “Als landschap is een vrouw zo klein, vriend Miguel, maar als man kan je er jaren in verloren lopen.”, of “De kinderen worden vlug rijp. De jongens laten de bal los en krijgen een geweer. In hun ontwikkeling slaan ze een jongen over.” Meng dat met verwijzingen naar de taal die in de streek gesproken wordt, of de taal waarvan de verteller zegt dat ze in de streek gesproken wordt – genre “(…) de mensen hier zeggen: verdriet is een schoen met een dunne zool.” - en het wordt alleen nog maar mooier.

Björn Roose ( )
  Bjorn_Roose | Nov 14, 2023 |
sin reseñas | añadir una reseña

Pertenece a las series

Debes iniciar sesión para editar los datos de Conocimiento Común.
Para más ayuda, consulta la página de ayuda de Conocimiento Común.
Título canónico
Título original
Títulos alternativos
Fecha de publicación original
Personas/Personajes
Lugares importantes
Acontecimientos importantes
Películas relacionadas
Epígrafe
Dedicatoria
Primeras palabras
Citas
Últimas palabras
Aviso de desambiguación
Editores de la editorial
Blurbistas
Idioma original
DDC/MDS Canónico
LCC canónico

Referencias a esta obra en fuentes externas.

Wikipedia en inglés

Ninguno

No se han encontrado descripciones de biblioteca.

Descripción del libro
Resumen Haiku

Debates activos

Ninguno

Cubiertas populares

Enlaces rápidos

Valoración

Promedio: (4)
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
4 1
4.5
5

¿Eres tú?

Conviértete en un Autor de LibraryThing.

 

Acerca de | Contactar | LibraryThing.com | Privacidad/Condiciones | Ayuda/Preguntas frecuentes | Blog | Tienda | APIs | TinyCat | Bibliotecas heredadas | Primeros reseñadores | Conocimiento común | 205,213,381 libros! | Barra superior: Siempre visible