Koos van Zomeren
Autor de Otto's oorlog
Sobre El Autor
Créditos de la imagen: Koos van Zomeren - Photo: Liesbeth Sluiter
Obras de Koos van Zomeren
Het requiem van Verdamme 6 copias
De grote droogte in waterland : een kijk- en leesboek over Nederlandse natuurreservaten (1980) 4 copias
IJsselstraat 3 2 copias
De Vernieling 2 copias
De nodige singels en pleinen 2 copias
Stukjes Gelderland 2 copias
De wielerkoers van Hank 1 copia
De krant op het stuur 1 copia
Terloops te water 1 copia
Roman in Brummen 1 copia
Obras relacionadas
De schrijversmarkt of een schrijver is ook maar een mens — Contribuidor — 11 copias
Als een god in Friesland — Contribuidor — 6 copias
Etiquetado
Conocimiento común
- Nombre canónico
- Zomeren, Koos van
- Nombre legal
- Zomeren, Peter Jacob van
- Otros nombres
- Kavezet, P.
- Fecha de nacimiento
- 1946-03-05
- Género
- male
- Nacionalidad
- Nederland
- Lugar de nacimiento
- Velp, Gelderland, Nederland
- Lugares de residencia
- Velp, Gelderland, Nederland
Woerden, Utrecht, Nederland
Arnhem, Gelderland, Nederland - Educación
- H.B.S.
- Ocupaciones
- Auteur
Journalist
Essayist
Columnist
Recensent
Vertaler Duits - Premios y honores
- Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs voor Natuurbehoud (2002)
Sjoerd Leikerprijs (2004) - Biografía breve
- Koos van Zomeren was jarenlang werkzaam in de journalistiek (o.a. NRC Handelsblad en Nieuwe Revu) en schreef in de jaren zeventig en tachtig diverse thrillers. In 1965 debuteerde hij met gedichten: De wielerkoers van Hank Zijn tweede dichtbundel is getiteld Ik heet welkom.
Zijn oeuvre is vanaf 1965 uitgegroeid tot bijna zestig titels, grotendeels verschenen bij De Arbeiderspers. Binnen dat oeuvre nemen natuur en landschap (en wat daar allemaal onder verstaan wordt) een vooraanstaande plaats in
Miembros
Reseñas
Listas
También Puede Gustarte
Autores relacionados
Estadísticas
- Obras
- 73
- También por
- 4
- Miembros
- 740
- Popularidad
- #34,321
- Valoración
- 3.4
- Reseñas
- 13
- ISBNs
- 102
- Idiomas
- 3
Het is ook de weergave van een leven lang schrijven over de natuur. De stukken beslaan de periode 1977-2020 en variëren van stukken uit de Nieuwe Revu en stukken in het NRC Handelsblad tot aan dagboekaantekeningen en lezingen die de auteur gaf. Ook gebruikt hij materiaal voor boeken die hij schreef, waardoor u in kort bestek veel bijleert over bomen, hazelwormen en orchideeën. Pure winst lijkt me dat.
Omdat de eerste stukken toch een tijd terug werden geschreven kunt u ook de ontwikkeling van de stand der natuur meemaken. Zo was het eind jaren zeventig bedroevend gesteld met de zeehonden in de Waddenzee, was de wolf nog in geen velden of wegen te bekennen en zaten de rivieren vol plastics en zware metalen. Veel is ten goede veranderd, hoewel in het geval van de wolf de meningen aardig verdeeld zijn.
Dat ‘ten goede veranderd’ wordt ook direct door Van Zomeren genuanceerd. Natuur in Nederland is altijd natuur door mensen beïnvloed. Los van het feit dat wij zo graag in onze ‘natuur’ ATB-en, Nordic walken of willen paardrijden, ligt de natuur die er ligt omdat wij dat willen. De Oostvaardersplassen en de Hoge Veluwe zijn daar prima voorbeelden van.
Van Zomeren geeft zelf talloze voorbeelden van de veerkracht van die natuur, al of niet noodgedwongen. Ik had nog nooit van het mereleffect gehoord. Een fenomeen dat erbij wordt gehaald door een mysterieuze ommekeeer in het gedrag van de steenmarter. Die ging zich ineens anders gedragen zoals ook de merel, die begin vorige eeuw nog een schuwe bosvogel was maar plotseling zijn mensenvrees aflegde en in parken en tuinen verscheen, waardoor hun aantal explosief toenam (u merkt, toch ineens een vogel en daar kom ik op terug).
Het is een te rijk boek om alles te bespreken, maar u wilt lezen over de verfazanting van de natuur, over het temperament van het Limousin-rund, over een Willem Dreeshuis voor dassen en hoe pissebedden ons de subtiliteiten van het leven laten zien. Van Zomeren maakt ook duidelijk dat het stikstofprobleem niet uit de lucht komt vallen, begin jaren negentig schrijft hij er al over.
Hij schrijft ook nuancerend en relativerend over de wonderen der natuur en dat levert mooie stukken op;
Oversekst kun je de natuur moeilijk noemen. Zij is uitslúítend seks. Van kelder tot zolder is de schepping volgestouwd met geslachtsorganen…Halsbrekende toeren worden uitgehaald om zaadjes bij eitjes te brengen. Wetten van zelfbehoud worden in de paartijd met voeten getreden…In feite is voortplanting een omslachtige vorm van zelfvernietiging. Sommige dieren werken zich letterlijk dood om hun nakomelingen tot wasdom te brengen…En: hoe hoger het dier, hoe knellender de slavernij. De zalm crepeert meteen na het paaien, de chimpansee zeult jarenlang met een zelfzuchtig jong door het woud.
Aldus de auteur en wellicht herkent u zelfs de natuur in uzelf of uw omgeving. Hoezeer hij ook gesteld is op de natuur, hij verzucht ook wel eens ‘waartoe dient het allemaal?’. Iedereen wil prooi of is prooi en plant zich voort, alleen maar om weer opnieuw te beginnen. Van dieren houden is mooi, maar moeten we niet van mensen houden en van welke dan?
Je kunt nu wel van Hutu’s én van Tutsi’s houden, maar ik geef je op een briefje dat dat noch door Hutu’s noch door Tutsi’s wordt gewaardeerd.
Het leest allemaal als een trein. Een eye-opener was het uitgebreide stuk over bomen. Zo lijkt een bos een prima plek voor een boom, in ieder geval voelt een bos zonder bomen niet goed. Maar anders dan een idyllische plek voor deze natuurverschijnselen is het eerder een plek waar bomen elkaar de tent uitvechten. Er vinden heuse lucht- en grondgevechten plaats om licht, lucht en water.
U leert over de berk en de den. Dat zijn de pioniers omdat hun zaden zich verspreiden met de wind. Met de eik is dat anders. Eikels moeten door dieren vervoerd worden zoals Vlaamse gaaien en eekhoorns. Daar komt bij dat de eik zijn eigen vestigingsplaats verziekt. Een eik groeit niet onder een eik. Een beuk wel. Die zorgt voor goede grond voor zichzelf en daarom hebben we eindeloze beukenbossen. Stapt de beuk ergens in, dan is het beuk forever.
Verder wilt u weten dat bomen onder de grond net zo afsterven als boven de grond, dat alle lindebomen in Nederland en Vlaanderen afstammen van zo’n twintig oerbomen, dat bomen lichtbladeren en schaduwbladeren hebben, wat bomen in de stad moeten ondergaan en waar ze volgens ons aan moeten voldoen en dat een boom ook aan noodbloei kan doen.
In een volgend verhaal leest u weer over mannen die zes weken lang in Scandinavië naar een levendbarende hagedis gaan zoeken of neemt Van Zomeren u mee naar de hazelmuis;
De hazelmuis is het leukste dier van Nederland. Normaal kom je muizen in de natuur bij toeval tegen – je ziet iets wegroetsjen in de buurt van je schoenen en dat wás er dan eentje. De hazelmuis echter heeft een duidelijke verblijfplaats. Je kunt hem bezoeken. Bij beleefd aanbellen verschijnt hij bij de voordeur. Hij kijkt je, zo klein als hij is, met zijn grote fluwelen slaapogen recht in je gezicht en wacht af. Of je soms een boodschap hebt.
Te mooi om waar te zijn denkt u, maar het blijkt dat het in grote lijnen echt zo werkt. Er valt veel meer te vertellen over dit boek maar gaat u dat vooral zelf lezen. En die vogels? Natuurlijk komen die voorbij. Niet als hoofdonderwerp, het stuk over de klapekster gaat vooral over de prooien die hij op allerlei doornen spietst, maar soms toch gewoon even als vogels;
Net boven de einder jakkerde een sliert eidereenden: eidereenden weten altijd de indruk te wekken dat ze nodig ergens heen moeten.
Zelf loop ik met enige regelmaat door onze ‘natuur’. De Veluwe, de Oostvaardersplassen, het Fochteloërveen, De Biesbosch, De Moerputten; ik houd van die plekken en door boeken als die van Koos Van Zomeren weet je toch steeds beter waar je op moet letten.… (más)