Imagen del autor

Edgar Hilsenrath (1926–2018)

Autor de The Nazi and the Barber

12 Obras 934 Miembros 20 Reseñas 6 Preferidas

Sobre El Autor

Edgar Hilsenrath was born in Leipzig, Germany on April 2, 1926. Shortly before the Nazi violence against Jews on Kristallnacht in 1938, most of his family went to live with his grandparents in Siret, Bukovina. Three years later, after the territory was retaken by Romanian troops aligned with the mostrar más Germans, the family was deported to the Moghiley-Podolsk ghetto. The ghetto was liberated by the Russians in 1944. To avoid being drafted into the Red Army, he fled with forged documents on a refugee train to Palestine, where he worked on a kibbutz. He was reunited with his family in France in 1947. He lived in the United States from 1951 until 1975, when he returned to Germany. He wrote autobiographical novels about the Holocaust. His novels included Night, The Nazi and the Barber, The Tale of the Last Thought, Jossel Wassermann's Return, The Adventures of Ruben Jablonski, and Berlin... Endstation. He died of pneumonia on December 30, 2018 at the age of 92. (Bowker Author Biography) mostrar menos

Incluye los nombres: Hilsenrath Edgar, Edgard Hilsenrath

Créditos de la imagen: Photo by user Spongefeld / Wikimedia Commons

Obras de Edgar Hilsenrath

The Nazi and the Barber (1971) 402 copias
Fuck America (1980) 131 copias
Night (1964) 119 copias
The Story of the Last Thought (1989) — Autor — 103 copias
Moskauer Orgasmus (1979) 24 copias
Nouvelles (2020) 5 copias

Etiquetado

Conocimiento común

Nombre canónico
Hilsenrath, Edgar
Fecha de nacimiento
1926-04-02
Fecha de fallecimiento
2018-12-30
Género
male
Nacionalidad
Duitsland
Lugar de nacimiento
Leipzig, Duitsland
Lugar de fallecimiento
Wittlich, Rheinland-Pfalz, Deutschland
Lugares de residencia
Leipzig, Duitsland
Ocupaciones
auteur
Organizaciones
PEN-Zentrum Deutschland
Autorenkreis der Bundesrepublik
Premios y honores
Jakob-Wassermann-Literaturpreis (1996)
Biografía breve
Edgar Hilsenrath was born to a Jewish family in Leipzig, Germany, and raised in Halle. His parents were Anna and David Hilsenrath, a furrier. As a young teenager, he knew he wanted to be a novelist. In 1938, to escape the Nazi regime, his father fled to France, and his mother took Edgar and his brother to live with her parents in Siret, Bukovina (present-day Romania). In 1941, after the region was captured by Romanian troops aligned with Nazi Germany and incorporated into Transnistria, the family was confined in the ghetto of Mohyliv-Podilskyi. After the Red Army liberated the ghetto in 1944, Hilsenrath avoided being drafted by them by using forged papers to get on a refugee train bound for the British Mandate of Palestine. There he worked on a kibbutz for nearly three years. In 1947, he was reunited with his family in France. In 1951, he moved to New York City, where he supported himself by working as a waiter and a porter. Most of his novels were autobiographical, satirical, and brutally frank accounts of Holocaust events. He published his debut novel, Night, in English in 1964. It became a huge success in Germany when it appeared there 10 years later. His subsequent books included the provocative The Nazi and the Barber (1971), a worldwide bestseller that made him famous; The Tale of the Last Thought (1989); Jossel Wassermann's Return (1993); The Adventures of Ruben Jablonski (1997); and Terminus Berlin (2006), his last work. After he became a USA citizen and had lived in New York City for 24 years, Hilsenrath returned to Germany in 1975.

Miembros

Reseñas

Af en toe, en ik geef toe dat het me vroeger vaker overkwam dan de jongste jaren, betreur ik het ten zeerste dat ik aan het einde van een boek gekomen ben. Met non-fictie is dat nooit het geval – die is soms wel interessant, maar je blijft er niet aan vast zitten -, maar met een zucht een roman dichtdoen en bij jezelf denken dat er helaas te weinig tijd is om hem meteen nog eens te lezen, is het mooiste wat een lezer met een boek kan meemaken. En met Het sprookje van de laatste gedachte van Edgar Hilsenrath was het wat dat betreft net zozeer raak als met dat andere sprookjesachtige boek dat ik in augustus vorig jaar las, De tranengoochelaars https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/08/de-tranengoochelaars-lazlo-darv... van Lázló Darvasi.

Ik vind niet meteen een feitelijk verband tussen Darvasi en Hilsenrath (wie dat wél vindt, mag me dat zeker laten weten), maar beiden slaagden ze er in een minstens bij tijden gruwelijke geschiedenis te vertellen op een manier waar je naar kan blijven luisteren. Bij Darvasi is dat de geschiedenis van Hongarije onder de Turkse bezetting, bij Hilsenrath die van Armenië onder de Turkse bezetting. Bij Darvasi vormen de in de titel genoemde “tranengoochelaars” het bindelement tussen een hele hoop schijnbaar losse taferelen, bij Hilsenrath neemt “de sprookjesverteller in je hoofd”, “meddah”, die rol op zich.

Thovma Khatisian, de Armeniër aan wie hij zijn “sprookjes” vertelt, is aan het begin van het verhaal klaar om zijn laatste adem uit te blazen. En met zijn laatste adem zijn laatste angstkreet en in die angstkreet zit de laatste gedachte. Een laatste gedachte die zo’n vierhonderddertig bladzijden duurt en Khatisian en ons naar Hayastan brengt. Hayastan is uiteraard Armenië, maar dan niet het Armenië van nu, een rompstaat zoals Hongarije, maar het Armenië van rond de vorige eeuwwisseling. Een keer daar aan gekomen krijgt Khatisian, of beter: zijn laatste gedachte, de mogelijkheid om met de ogen en oren van meddah, die hem alles wat hij waarneemt vertelt, kennis te maken met de geschiedenis van zijn familie (die hij nooit gekend heeft, maar die hij zich aangemeten heeft), zijn volk en zijn land, “het heilige land van de Armeniërs, dat de Turken ontwijd hebben”, het land “waar Christus gekruisigd werd, voor de tweede keer”, het land waar “het stof” en “de hete zon” hem gebaard hebben tijdens een door de Turkse volkerenmoordenaars georganiseerde gedwongen mars door de bergen van Koerdistan. Een streek waarin “het vlug donker [wordt], want de Koerden hoog boven in de bergen zijn snel en ze halen de zon elke avond naar huis met hun touwen van zwart geitehaar, omdat ze bang zijn dat de duivelaanbidders, die daar veel voorkomen, de zon zouden kunnen stelen. ‘s Nachts verstoppen de Koerden de zon in een grote tent die ook van zwart geitehaar is en ze laten haar pas weer los als de steenarend ontwaakt en zijn eerste schreeuw uitstoot, waarvan de echo ver over de bergen galmt en die ook beneden te horen is, in de ravijnen en dalen en weidevlakten van het land Hayastan”.

Dat laatste is uiteraard een sprookje (toch?), maar de manier waarop Hilsenrath dit soort zaken mengt met feiten, de manier waarop hij de volksgebruiken naar voren brengt, de manier waarop hij de onderlinge verhoudingen tussen Koerden, Turken en Armeniërs beschrijft, is zo mooi om lezen dat het je eigenlijk worst zal wezen waar het sprookje eindigt en het feit begint of omgekeerd. Hij heeft met Het sprookje van de laatste gedachte de Turkse volkerenmoord op de Armeniërs verwerkt in de meer dan twee millennia oude geschiedenis van die Armeniërs en daarmee een prestatie geleverd die enerzijds die van de geschiedschrijving overtreft en anderzijds die van de zuivere romankunst. Ik weet niet hoe Hilsenrath, die drie jaar overleefde in het ghetto van Mohyliv-Podilskyi (tegenwoordig in Oekraïne gelegen, destijds in het Roemeense protectoraat Transnistrië), in bijvoorbeeld Der Nazi & Der Friseur geschreven heeft over de nationaal-socialistische misdaden, maar de afstand tussen hemzelf en de Armeniërs zal hem ongetwijfeld tot een (nog) betere verteller hebben gemaakt in dit “sprookje”.

Terwijl de Duitsers toch niet helemaal afwezig zijn. Ze duiken regelmatig op als bondgenoten van de Turken (met voldoende kritische zin, maar niet bereid dat bondgenootschap op het spel te zetten omwille van de Armeniërs): “Je had de Russen die lonkten naar de Bosporus, de Engelsen die droomden van de kortste weg naar India, een weg die midden door Turkije moest lopen, en je had kleine en grote mogendheden die begerig keken naar de bedorven taart die Abdul Hamid achtergelaten had. Iedereen had daar graag een stuk van afgesneden, ook de Duitsers. Maar die waren het slimst, want zij wisten hun onverzadigbare blikken achter kille monocles te verbergen, monocles van grijs, dik glas, ondoorzichtig. De Duitsers leverden wapens en stuurden hun militairen om de Turken op te leiden en hun onderhandelaars woonden in Pera, de chique wijk in Constantinopel met de moderne winkels en degelijke hotels. Ze legden voor de Turken ook een sprookjesachtige spoorweg aan die ze de Bagdadspoorweg noemden, gniffelend legden ze die aan, van ijzer, staal en vuur, een teken van hun bekwaamheid, maar ook van vooruitgang en welwillendheid. En zo kwam het dat van al die krukken die de Zieke Man ijverig werden toegestuurd, door de grote en kleine mogendheden, de krukken van de Duitsers het bruikbaarst waren.” Én die Duitsers dienen Hilsenrath ook… als historisch vergelijkingsmateriaal:

“Alles gebeurde op bevel van de toenmalige Turkse regering. Alles was goed georganiseerd. Want het ging om de eerste georganiseerde en geplande volkerenmoord van de twintigste eeuw.
- Ik dacht dat de Duitsers die bedacht hadden.
- Zij hebben hem niet bedacht.
- Dan waren wij Turken dus hun leermeesters?
- Zo is het.”

Historisch vergelijkingsmateriaal dat overigens maar het beste vergeten wordt: “Omdat de werksters van het Geweten der Verenigde Volkeren allemaal astmatisch zijn en geen oude dossiers willen afstoffen, vooral niet zulke oude als die over de vergeten volkerenmoord. Dat zou een hoop stof doen opwaaien en het veroorzaakt hoestbuien.” En dat alles vanwege de moord op een volk dat “vaak nauwelijks van de Turken te onderscheiden [is]. Zoals je ziet dragen de meeste mannen de rode fez en zijn hun wijde pofbroeken of sjalvars bij de enkels dichtgebonden. De mouwloze jasjes onder hun bovengewaden zijn dezelfde als die de Turken dragen. Sommigen lopen ook met westerse kleren te pronken, net als de nieuwe generatie van Jong-Turken, en ze dragen daarbij de bontmuts of de fez. Hun ruige snorren boezemen de vrouwen angst in en zijn niet minder imposant dan die van de Turken en van de Koerden in de bergen. Ze roken dezelfde sigaretten of pijpen, bij voorbeeld de tsjibuk die ook de vali van Bakir rookt en de mutassarrif en de müdir, of ze roken de nargileh, de waterpijp met de kronkelige slang, waar je wel de tijd voor moet nemen. En als je aan een Armeniër vraagt met welke tabak hij zijn tsjibuk stopt, dan zal hij uiteraard zeggen: met de Perzische tabak Abu Riha, de vader der welriekendheid, wat ook een Turk zou antwoorden die zichzelf respecteert.” Maar het zijn natuurlijk wél christenen, getolereerde tweederangsburgers (ze mogen bijvoorbeeld in tegenstelling tot de moslims geen wapens dragen), en als het er op aankomt: prima zondebokken. Voor interne nationale problemen en voor externe internationale problemen. Als de Turkse leiders niet weten van welk hout pijlen te maken, pijlen om bijvoorbeeld te gebruiken tegen de Russische tegenstrevers aan het front, dan vinden ze nog altijd hout genoeg om de Armeniërs aan op te hangen. En kogels en zwaarden genoeg om ze sneller en massaler af te maken.

Ongedierte is ongedierte, per slot van rekening, en bij gebrek aan joden, betitelen de Turkse leiders dan maar de Armeniërs als dusdanig: “De Armeniërs zijn erger dan ratten (…) Waar ze ook leven, infiltreren ze de volken, ondermijnen ze en vernietigen ze ten slotte. (…) En die Armeniërs zwemmen in het geld, neemt u dat van me aan. Hun vrouwen zijn gehuld in fluweel en zijde en dragen de duurste sieraden. Hoe zeggen ze het ook weer: Elke Armeense is een wandelende juwelierswinkel. (…) En ze hebben alles in handen. De banken en de wisselkantoren, de ambachten en de handel. Ze zijn arts en advocaat en doen hun zoons en dochters op goede scholen (…) En ze spelen onder één hoedje met de vijand (…) Elke Armeniër is een vermomde Rus (…) Ze wachten enkel op een gelegenheid om ons de dolk in de rug te stoten (…) er moet iets gedaan worden!”

Maar da’s slechts het hoofdverhaal. In Het sprookje van de laatste gedachte lopen niet zoals in Darvasi’s De tranengoochelaars een hele hoop lijnen door elkaar heen, maar zitten die lijnen ónder elkaar in een hiërarchische structuur. Meddah vertelt, laat anderen vertellen, laat die anderen weer anderen vertellen, enzovoort, maar de zaak is zo mooi opgebouwd dat je nooit de draad verliest. Meddah vertelt, en da’s voor zover ik weet origineel en geen historisch gegeven, ook over hoe de Turkse leiders proberen de Armeniërs te laten opdraaien voor de moord door Gavrilo Princip op de Oostenrijkse aartshertog Frans Ferdinand, over het Armeens wereldcomplot, over de protocollen van de Wijzen van Sion, over de Grieken, over de Duitsers die “beweren dat er in Turkije geen w.c.-papier is” (wat er ook werkelijk niet is) maar ook dat “Allah de boom voor de mens heeft geschapen (…) zoals alles in de natuur, maar blijkbaar niet met de bedoeling dat de mens er zijn naaste aan opknoopt”, en over de boze heks die “in Frankistan [woonde] en niet in Anatolië. Hier is alles heel anders.”

En de sprookjesverteller vertelt ook over Armeense meisjes die onder een vijgeboom worden geboren, terwijl Armeense jongens onder een wijnstok ter wereld komen; over “het Vanmeer, dat maar twee haneschreden van het huis van mijn broer ligt” (zie ook mijn vorige boekbespreking, die van De grote spoorwegcarrousel https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2023/04/de-grote-spoorwegcarrousel-paul... van Paul Theroux); over de Graaf Schwerin; over de visser Petrus/Bedros; over de godin Anahit en de held Wartan; over de ark van Noach (die zoals bekend ‘landde’ op de Armeense berg Ararat); over de Dasjnaks; over wisjaps en devs en alks en djins; over criminele politiemensen en politieke criminelen; over Koerden die ooit nog wel eens “echte Turken” zullen worden; over leiders die desnoods bewust in hun eigen vel snijden om toch maar het een keer ingeslagen pad te kunnen blijven volgen; over té veel om het hier allemaal op te noemen, kortom, wat ik dan ook niet zal doen.

In plaats van u verder bezig te houden met de bespreking van dit maar al te ware sprookje, beveel ik u dan ook graag eigen lezing aan. Opgelet: u kan er door betoverd raken.

Björn Roose
… (más)
 
Denunciada
Bjorn_Roose | 3 reseñas más. | Apr 6, 2023 |
The fifth star is for the ending.
 
Denunciada
MaryJeanPhillips | 9 reseñas más. | Jun 22, 2022 |
933. Max, le fils bâtard de la pute Minna Schulz, s'enrôle dans les SS à l'arrivée d'Hitler au pouvoir. Affecté dans un camp d'extermination, où disparaissent son meilleur ami (juif) et toute sa famille, il décide à la fin de la guerre de se faire passer pour juif... et endosse l'identité de son ami assassiné. Max Schulz, devenu Itzig Finkelstein, épouse la cause juive, traverse l'Europe et rejoint la Palestine, où il devient barbier et sioniste fanatique. Le Nazi et le Barbier fut, trente ans avant Les Bienveillantes, le premier roman sur l'Holocauste écrit du point de vue du bourreau. L'humour (noir) en plus.… (más)
½
 
Denunciada
rubato | 9 reseñas más. | May 5, 2019 |

Listas

Premios

También Puede Gustarte

Autores relacionados

Elly Schippers Translator
Andrew White Translator
M. G. Schenk Translator
Bodo Primus Narrator
Sacha Zilberfab Translator
Jörg Stickan Translator
Hugh Young Translator
Michael Roloff Translator
Harry Brander Translator
Chantal Philippe Translator
Jörg Stickan Translator
Sacha Zilberfarb Translator

Estadísticas

Obras
12
Miembros
934
Popularidad
#27,504
Valoración
4.0
Reseñas
20
ISBNs
130
Idiomas
11
Favorito
6

Tablas y Gráficos